Deze bruinleren zweep heeft een gevlochten handvat. Hij is in Kamp Amersfoort gebruikt door de gewelddadige bewaker Joseph Kotälla. Een gevangene heeft de zweep waarschijnlijk mee naar huis genomen.
Joseph Johann Kotälla (1908-1979) was eerst vertegenwoordiger en had een psychiatrisch verleden. Hij begon zijn militaire loopbaan in 1939 bij de SS. Hij. Twee jaar later kwam hij naar Nederland, als bewaker in het Oranjehotel, de gevangenis in Scheveningen. In september 1942 volgde overplaatsing naar Kamp Amersfoort, als hoofd van de administratie. In dit beruchte doorgangskamp werden vooral verzetsmensen opgesloten. Hier ontpopte Kotälla zich als een prestatiegericht en wreed kampbewaker. Hij viel op door zijn geringe postuur (1,62m), opvliegende karakter en mishandelingen. De gevangenen vreesden vooral de Kotälla-trap tussen de benen, die dodelijk kon zijn. Bij de bevrijding van het Kamp in april 1945 werd de Beul van Amersfoort gearresteerd. Na een langdurig proces werd hij drie jaar later ter dood veroordeeld. De conclusies van twee psychologische onderzoeken wezen op volledige ontoerekeningsvatbaarheid, waardoor de doodstraf in 1951 werd omgezet in levenslang. In 1979 overleed hij in de gevangenis in Breda.
Tekenaar Jan Derksen Staats (1897-1973) verbleef van juni tot december 1942 als gevangene in Kamp Amersfoort. Zijn talent bezorgde hem een bijzonder voorrecht: in plaats van dwangarbeid uit te voeren mocht hij tekeningen maken van het dagelijks leven in het kamp. Een van zijn werken is een aquarel van de in aanleg zijnde schietbaan, waar later executies plaatsvonden. Kotälla was hierbij vaak aanwezig.
Gert Stein