Dit schilderij zit vol verwijzingen naar dood, duisternis en de vergankelijkheid van het bestaan. Op de voorgrond liggen schedels naast een opengeslagen boek, een zandloper, een zojuist gedoofde kaars. Grotere objecten zijn een hemelglobe, een borstbeeld en een vaas. Een zwarte kat, uilen en vleermuizen zijn nacht dieren en werden geassocieerd met de dood. Catacomben en ruïnes dienen als decor.
Het boek is het Cruydenboeck van Leonard Fuchs (1501-1566); het is opengeslagen op de afbeelding van de aronskelk, vaak gebruikt als grafplant. Op de teruggeslagen bladzijde staat een hoofdletter C, op de volgende bladzijde de letters a m p e n.
Tezamen vormt dat dus de naam Campen. Jacob van Campen (zie 16 en 19) overleed in 1657, een jaar voordat dit schilderij werd gemaakt. Er is ook een borstbeeld te zien van een man, met gesloten ogen als van een dode. De hoed en jas doen denken aan een gravure uit die tijd met het portret van Van Campen. Waarschijnlijk heeft Withoos deze vanitas dan ook geschilderd om hem te herdenken.
Mathias Withoos werd in Amersfoort geboren en was een leerling van Jacob van Campen. Op diens buitenplaats Randenbroek leerde hij het schildersvak. In 1647 werd Withoos lid van de Sint-Lucasbroederschap van schilders. Daarna reisde hij naar Rome om de antieke cultuur met eigen ogen te aanschouwen. In 1653 was hij terug in Amersfoort.
Albert Boersma