Op de Chinese porseleinen schaal liggen druiven, appels en kweeperen, rechts perziken op een tinnen bord. Links staat een glas met rozen, anjers en tulpen. Tussen de bloemen kruipt een slak, terwijl elders op het schilderij een hagedis, een distelvlinder, een sprinkhaan en andere insecten staan. Op een tak zit zelfs een papegaai. De schelpen op de voorgrond zijn zeldzaam en exotisch. Ernaast liggen enkele tulpen, pioenrozen en onrijpe perziken aan een tak.
De voorwerpen op dit stilleven laten niet alleen zien dat de schilder zijn vak goed verstond. Hij schilderde net zo makkelijk tere bloemblaadjes en zachte vruchten als harde schelpen en porselein. Maar het ging niet alleen om de uiterlijke schoonheid, maar ook om de moraliserende boodschap. Fruit, bloemen en een vlinder stonden voor de vergankelijkheid en de tijdelijkheid van het bestaan. Zij waarschuwden de mens voor te veel ijdelheid. Schelpen waren rariteiten, zeldzaam en begeerlijk. Met deze motieven waarschuwde de schilder voor hebzucht en overdaad.
Balthasar van der Ast was een van de beste stillevenschilders uit de Gouden Eeuw. Dit is dan ook een van de topstukken van de collectie van Museum Flehite. Tegelijkertijd is het
ook een vreemde eend in de bijt: Van der Ast woonde in Middelburg en had geen enkele relatie met Amersfoort. Het werk belandde in het museum via een legaat van de Amersfoortse apothekersfamilie Kok.