Centraal staat Maria met Jezus, met daaromheen de drie wijzen uit het oosten. De twee knielende figuren zorgen voor een diagonale lijn in het schilderij: Balthasar met de goud met rode mantel en de donkere Caspar in een wit gewaad. De lichtval op de ruggen van de knielende mannen versterkt het effect. De lijn loopt van rechtsonder door naar de gouden schaal linksboven, in de handen van de jongeman met tulband. Links staat de oudste 'koning', Melchior, met gouden geschenken aan zijn voeten.
Paulus Bor was een historieschilder van bijbelse en mythologische onderwerpen en gebruikte vaker een diagonale lijn in zijn werk. Hij was een geboren en getogen Amersfoorter en verliet de stad alleen van 1623 tot 1625 voor een reis naar Italië, zoals zo vele jonge kunstschilders. In Rome was Bor een van de oprichters van de Bentveughels, een broederschap van daar werkende Nederlandse kunstenaars. Na terugkeer in Amersfoort werd hij in 1626 lid van het schildersgilde van Sint Lucas.
Paulus Bor stamde uit een aanzienlijke, katholieke familie. Hij werkte samen met geloofsgenoot Jacob van Campen. Bij een aantal grote projecten van Van Campen speelde Bor zelfs een belangrijke rol, zoals de decoratie van het vernieuwde huis Honselaarsdijk van de Oranjes in 1636. Bor hielp mee en schilderde onder andere het mythologische verhaal Diana op de valkenjacht. Daarvoor ontving hij 1.500 gulden, toen meer dan vier maal het jaarsalaris van een timmerman.